De voormalig eigenaar benadert direct de -voormalige- klanten van de verkochte onderneming.
De koper en nieuwe eigenaar start een kort geding. Een versnelde spoedprocedure, waarbij de rechter alleen een voorlopig oordeel kan vellen. Een kort geding leent zich niet voor (te) complexe zaken en is bedoeld voor ‘(nood)voorzieningen’, die niet kunnen wachten.
De verkoper -de voormalig eigenaar- verweert zich met een complex betoog, onder meer over de inhoud van een managementovereenkomst en de geldigheid van het concurrentiebeding. Met de complexiteit hoopt hij dat de rechter in kort geding het voorlopig oordeel niet aandurft.
De rechter gaat voorbij aan dit complexe betoog en neemt een uitspraak van de Hoge Raad uit 1997 tot uitganspunt. De Hoge Raad overwoog dat degene die zijn onderneming heeft verkocht, het niet vrij staat om met de verkochte onderneming in concurrentie te treden. De voormalig eigenaar mag daarom niet de hem bekende klanten van de verkochte onderneming benaderen.
Wel laat de rechter de verkoper toe om concurrerende activiteiten te ondernemen. De rechter wil niet de gehele ondernemersvrijheid van de voormalig eigenaar inperken.
Geen slechte uitkomst voor de koper van de onderneming, maar toch blijft hij met een geduchte concurrent in de markt achter. De vraag blijft waarom er geen duidelijke contractuele afspraken waren gemaakt. Bij de overname van een onderneming is het opnemen van een concurrentiebeding in de koopovereenkomst (SPA) immers van groot belang. Maatwerk bij overnames is van belang, ook op dat punt, om te voorkomen dat teruggevallen dient te worden op ‘onzekere’ veiligheidsnetten (als deze al toepasselijk zijn).
Voor vragen over overnames, contracten, (onrechtmatige) concurrentie en ondernemingsrecht kan u terecht bij Simon Velthuizen en Jan de Jonge.