Een uitzendbeding -inhoudende dat de uitzendovereenkomst eindigt bij ziekte van de uitzendkracht- is rechtsgeldig. Dit geldt alleen als de inlener actief om beëindiging van de terbeschikkingstelling heeft verzocht. Een automatische toepassing daarvan is niet toegestaan.
Afgelopen maand heeft de Hoge Raad duidelijkheid gegeven over de toepassing van het zogeheten uitzendbeding bij ziekte van uitzendkrachten.
Een uitzendovereenkomst is een arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer door de werkgever ter beschikking wordt gesteld om arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van een derde (de inlener).
In een uitzendovereenkomst kan schriftelijk worden overeengekomen dat die overeenkomst eindigt, doordat de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht op verzoek van de inlener ten einde komt.
Dit uitzendbeding geldt gedurende de eerste 26 weken van de uitzendovereenkomst (in een cao kan een verlenging van deze termijn zijn opgenomen, tot maximaal 78 weken).
In de praktijk valt ziekte van de uitzendkracht veelal ook onder dit uitzendbeding. In de bekende uitzendcao’s (zoals NBBU en/of ABU) is nu bepaald, dat in geval van ziekte van de uitzendkracht, automatisch wordt aangenomen dat de inlener alsdan heeft verzocht om beëindiging van de terbeschikkingstelling.
Aan de Hoge Raad werd de vraag voorgelegd of deze bepaling, waarbij de uitzendovereenkomst dus automatisch eindigt bij ziekmelding van de uitzendkracht, rechtsgeldig is.
De Hoge Raad oordeelt allereerst dat het uitzendbeding ook bij ziekte van de uitzendkracht mag worden toegepast. Dit is niet in strijd met de wet of het opzegverbod tijdens ziekte. Maar, daar wordt aan toegevoegd dat de wet hiervoor wel een verzoek tot beëindiging (door de inlener) vereist.
Het gedeelte van de cao-bepaling(en), waarin wordt bepaald dat bij ziekte automatisch wordt aangenomen dat de terbeschikkingstelling op verzoek van de inlener is beëindigd, is daarom niet geldig. De inlener dient daadwerkelijk actief te verzoeken om beëindiging. De Hoge Raad acht het automatisch eindigen van de uitzendovereenkomst, zonder verzoek van de inlener, niet toelaatbaar.
De uitzendcao’s zullen voornoemde bepaling(en) dus hierop moeten aanpassen en hebben ook reeds aangekondigd dat een en ander wordt meegenomen in de nieuwe cao-afspraken per 1 juli 2023.
Voor vragen over uitzendrelaties of andere arbeidsrechtelijke vraagstukken kunt u terecht bij Hein Snijders, Jan de Jonge, Frank Smitshoek en Anne van der Pol.
Publicatiedatum: 3 april 2023