In het civiele recht geldt de ‘vrije bewijsleer’; het bewijs kan met alle middelen geleverd worden. In het strafrecht is het van groot belang óf het bewijs op wettelijk toegestane wijze is verkregen door het Openbaar Ministerie. Om begrijpelijke redenen; Justitie dient immers alleen haar bevoegdheden uit te oefenen als dit wettelijk is toegestaan.
In het civiele recht ligt dit anders en zal de rechter, als hoofdregel, niet beoordelen of het bewijs op wettige wijze is verkregen. Een partij mag zich daarom beroepen op heimelijk gemaakte geluidsopnames. Het verdient niet de schoonheidsprijs, maar soms – zoals bij mondelinge afspraken – kan het nu eenmaal niet anders.
Er zijn uitzonderingsgevallen, waarin rechters toch besloten dit bewijs te negeren in civiele zaken. Een voorbeeld was een geluidsopname van een vertrouwelijk gesprek bij de notaris of van gesprekken die niet overwegend een zakelijke inhoud hebben. Ook zijn rechters meer terughoudend bij geluidsopnames in het kader van hiërarchische relaties (zoals werkgever-werknemer). Een opname van een zakelijk gesprek, met daarbij een duidelijk belang voor een partij, zal als hoofdregel worden toegestaan. De geluidsopname zelf en een transcript worden dan aan de rechter voorgelegd.
Voor vragen over civiele gerechtelijke procedures kan u terecht bij onze advocaten.